Deel 5
De volgende morgen was ik al vroeg in Novomokumsk. Ook nu moest ik er voor zorgen iets eetbaars te kunnen kopen. Vandaag was alles weer normaal open, en zaten de straatverkopers zij aan zij te wachten op een mogelijke koper. De handelswaar bestond vaak uit spullen van eigen teelt, aardappelen, radijs, eieren, en melk, dit zat vaak in grote bolle glazen flessen van 3 liter, welke men het liefst in een keer verkoopt. Het was dus ook vaak “net” wanneer ik slechts 1 of 2 liter wilde kopen, dan bleef men met een restje zitten. Diegene die het meeste om geld verlegen zat ging overstag. Ook kocht ik nog een lekker vers brood, zo’n groot en zwaar tarwebrood.
Ik fietste die dag over de tweebaansweg weg richting Donetsk, een tocht van 120 km. Wegens het onkundig geknoei van mij aan het achterwiel van de fiets, resulteerde het, door alle hobbels en bobbels op de weg , en de gebroken spaken, dat er een enorme slag in mijn wiel zat. Het ging hup, hup, hup, tijdens het fietsen. Ik moest zelfs de achterremmen wat ruimer stellen, want het kromme wiel liep er telkens tegen aan.
Het begon me op een zeker moment zo te irriteren dat ik besloot om het proberen te verhelpen. Ik had een spakenspanner, zo’n metaal rondje met gleufjes erin, wat om het draaiende gedeelte van de spaak past, zodat je met draaien de spaak strakker of slapper kun stellen. Maar de stand waarop welke spaak strakker of losser moest staan ten opzichte van de andere spaken wist ik eigenlijk niet. Dus ik draaide maar wat aan diverse spaken om te zien of dat enige gunstige verandering teweeg bracht. Ruim een uur stond ik daar te klungelen. Het eind van het liedje was dat ik nu nog een spaak gebroken had terwijl het slag in mijn wiel er nog steeds in zat. Dus alles weer opgeladen en hobbelde ik verder, in de hoop misschien dat ik in Rostov Don, waar ik over enkele dagen zou zijn, een fietsenmaker zou kunnen vinden.
Het was bijna donker toen ik Donetsk binnen fietste, waarschijnlijk een industriestad, het lawaai van machines, brommende motoren, kwam mij tegemoet lange schoorsteenpijpen, grijs grauwe gebouwen met veel staal erom heen, huiskranen, verroeste half afgebroken stellages alles behalve een idyllische omgeving om te kamperen. Voordat ik het wist zat ik in een woonwijk. Flats, laagbouw, geparkeerde auto’s spelende kinderen. Ja hier kon ik natuurlijk niet mijn tentje op gaan zetten. Ik begon hem een beetje te knijpen, want ik zag het niet zitten om een beetje doelloos te gaan rondrijden zonder dat ik een geschikt plekje zou kunnen vinden.
Aha, dat leek me wel iets, recht voor mij uit, aan het einde van de straat, zag ik een soort parkje, ik was moe. Ik zette mijn fiets op slot met de ketting aan de eerste de beste boom van het parkje en ging lopen op zoek naar de juiste plek. Lang hoefde ik er niet rond te kijken, het parkje was niet zo groot, achterin vond ik een mooi open plaats, genoeg ruimte om mijn tent en fiets neer te zetten
Hier was het geluid van de brommende fabrieksmotoren en rangerende treinen nog goed hoorbaar, Maar ik was te moe van die lange rit van die dag om mij er aan te storen. Na het eten van soep met aardappelen viel ik alras in slaap Een paar uur moet ik diep geslapen hebben, totdat ik wakker werd van luid geroep, niet ver van mij vandaan, mannenstemmen, dit kwam van de andere kant van het prikkeldraad dat het park omheinde.
Ik werd nu echt goed wakker. Gekraak van takken, het leek of men mij ontdekt had, zo klonken de stemmen. Ik hield mijn adem in toen ik een hond langs mijn tent hoorde lopen, hij verraadde zich door het rinkelende kettinkje dat waarschijnlijk aan zijn halsband hing.
Daarna was alles weer stil, toch voelde ik duidelijk onraad, en zat recht overeind in mijn tent, klaar om op te springen. En ja hoor, een weinig minuten later was er luider gekraak van takken en opgewonden stemmen aan mijn kant van de prikkeldraad afrastering. Ineens was het gebonk van voetstappen heel dichtbij, het geluid van hijgende honden, iemand riep “kapitein kapitein, palatka”” Dat betekent tent, wist ik. Dus sprong ik uit mijn tent en sta me daar oog in oog met een heel peloton soldaten in vol ornaat, geweren, helmen, kogelvrije vesten, noem maar op.
Gelijk ruk ik het zeiltje wat mijn fiets bedekte eraf en wees op mezelf en de fiets “sgallandii, sgallandii, veleseped sgalandii”. Maar de jongens waren niet vriendelijk. Ze ware opgeleid om de vijand op te sporen, dit was een les in de praktijk, een live- oefening.
Weldra verscheen ook de kapitein ten tonele. Nors vroeg hij mijn paspoort, de soldaten hadden hun geweren in aanslag, klaar om de bevelen op te volgen. De kapitein zei mij dingen in het Russisch, waar ik natuurlijk niets van verstond, dus herhaalde ik maar “sgallandii valeseped Kitai” hij bladerde door mijn paspoort, en zag natuurlijk alle visa voor verschillende voormalige Sovjet republieken waar ik nog naar toe moest en begreep, naar ik aan mag nemen, mijn krakkemikkige uitleg van “Holland fiets China” Na het zien van het Ukrainse visum werd hij wat vriendelijker, hij probeerde zelfs in gebrekkig Engels uit te leggen dat ik hier op militair terrein stond en ogenblikkelijk moest vertrekken.
Onder toezicht van het hele gezelschap begon ik mijn spullen bij elkaar te verzamelen en mijn tent af te breken. Dit ging in een razend snel tempo. Ik was bang dat de kapitein iemand zou gebieden mij te helpen en dan kon het best mogelijk zijn om in het donker spullen kwijt te raken. Ik moest mijn kop erbij houden, het was natuurlijk van groot belang dat ik niets zou laten liggen, een tent-pen of zoiets.
Gelukkig had ik een vast schema hoe ik mijn kamp opbreek, op deze wijze pakte ik iedere dag in, er kon weinig mis gaan, maar toch. Even werd nog mijn paspoort nummer, en het nummer van het Ukrainse visum genoteerd, waarna ik met behulp van de militairen, wat eigenlijk meer leek op het opbrengen van een gevangen genomen vijand, het parkje uitgeloodst.
Alles werd door hen beetgepakt, voorwiel, achterwiel, zelfs hield iemand me aan mijn jas vast. Dit was misschien om mij in goede banen te leiden omdat we dwars door alle struiken naar de straatkant struinden. Daar op de openbare weg gaf de kapitein het bevel dat de jongens in het gareel moesten gaan staan,, hij liep nog een paar meter met mij mee en gaf me een hand als afscheid ” two kilometer you have free zone, good luck”.
Daar fietste ik weer, midden in de nacht op zoek naar een andere slaapplaats. Welke kant moest ik nu op? Het was slecht in het donker oriënteren, ik reed de woonwijk uit en kwam terecht in een gebied waar ik me onbehagelijk voelde, de weg in het wegdek zaten grote gaten, veel meer dan dat ik gewend was Er was geen straatverlichting, het stonk er als zou er een vuilnisbelt in de buurt zijn. Nee dit werd niks.
Ik keerde weer terug naar de woonwijk, daar tussen een paar blokken flats, op een stukje grasland, omgeven door metalen speeltoestellen, zette ik mij tentje weer op.
Dit werd een korte nacht, om half zeven ging het wekkertje weer, Het was licht, een geruime tijd voordat ik echt wakker was hoorde ik al voetstappen in gelijkmatige tred langs mijn tentje gaan.
Vroege werknemers, Ik zag ze lopen, toen ik even mijn slaperig gezicht buiten de tent stak, mannen in sobere kleding, sommigen de haren nog nat van de ochtend douche, sjokkend over het pad door het grasveldje, zo vlak bij mijn tentje. Door de jaren heen hadden hun voetstappen het paadje gevormd, iedere morgen weer dezelfde gang, totdat ze oud en overbodig waren.
Wat had ik toch een geluk dat ik zo’n fietsreis maken kon, niet vastgebakken te hoeven zijn aan een saai en eentonig levenspatroon. Ik was vrij om te gaan, zo is reizen per fiets intens beleven.
Donetsk ligt enigszins verbonden met Makajevka, je rijdt de ene stad uit en de andere weer in. Beide steden liggen op een hoogte, zodat ik eerst naar beneden moest na Donetsk, en weer naar boven om Makajevka te bereiken.
Hier had ik de mogelijkheid om weer inkopen te doen bij de straatverkopers, aardappelen eieren en komkommer, ook had ik trek in die mooie gele appels die zo aanlokkelijk uitgestald lagen. de prijs vond ik wel wat hoog, omgerekend een gulden dertig voor 1 appel, maar die moesten natuurlijk van ver komen, hier groeide in begin mei geen appels, misschien was de vrouw die de appels verkocht aan het sparen voor een Lada of had haar man zijn zinnen gezet op een tweede hands BMW uit Europa. Het laatste leek me meer in de richting. Ze hield van luxe, de vrouw, gekleed in moderene Europese spullen. Dat kostte hier wel wat. Bovendien had ze fel rood gelakte nagels. Het stak wel leuk af bij de gele appels maar zoiets had ik toch tot nu toe bij weinig andere straatverkopers gezien. Wat voelde ik me opgelicht, toen ik later op de dag verheugd een hap van die mooie gele appel nam. Melig van binnen, droog en smakeloos.
Het was nu nog ongeveer 100 km naar de grens, een smalle tweebaansweg naar Aavio-upsenaka. Heuvel op heuvel af, zo ging het de hele dag door, ik had wind tegen.
Ik zag hier weer talloze herdenkings- stenen van waarschijnlijk in het verkeer omgekomen mensen. Deze- stenen waren vaak blauw gekleurd. Aan de steen was een zwart stuurwiel bevestigt, soms met ook nog een ovaal emaillen fotootje van het slachtoffer, tijdens mijn reis heb ik honderden misschien wel meer als duizend gezien. Sommigen met bloemen, vaak van plastic, onderhouden, andere verwaarloosd en vergeten.
Het werd laat, zeven uur in de avond was het alweer, toen ik bij de Ukrainse- Russische grens aankwam. Ook hier ware weer vreemd opkijkende douane beambten. Wat is dat nu, een fietser? Maar goed de Ukrainers stonden me weinig in de weg. Even in de daarvoor bestemde container, het kantoor van de chef, om mijn paspoort te laten zien, afstempelen en ik kon naar de Russen.
Er stonden wat hulpjes militair uniform, ook hier liet ik mijn paspoort, en het afzonderlijke Russisch visum zien, men leidde mij naar houten barak met een metalen golfplaten dak.
Aanvankelijk was mijn aanvraag voor een visum om door de Russische Federatie te kunnen reizen, afgewezen. De plaatsnaam die ik op het formulier voor een visum aanvraag bij de Russische ambassade in den Haag had opgegeven, als zijnde de laatste stad die ik in Rusland zou passeren, was Makhachkala, de hoofdstad van de provincie Dagestan, gelegen aan de Kaspische zee. Hier moest ik langs om naar Azabaijan te fietsen.
Ik had reeds via het reisbureau van mevrouw van Dam een hotel geboekt in Rostov aan de Don. Dit was volgens haar voldoende om in aanmerking te komen voor een visum. Maar, misschien omdat Makhachkala dicht bij het op dat moment ernstige probleemgebied Tsjetsjenie ligt, werd er moeilijk gedaan bij het loket van de ambassade. De knappe jonge vrouw, achter het glazen raam van het loket bekeek met een routinegebaar het door mij onder het glas door geschoven aanvraagformulier,
Snel las ze over de regels die ik had ingevuld, totdat, ze keek op en verkondigde doodleuk dat ik slechts een visum voor 1 dag kon krijgen, in plaats van de 30 dagen die ik had aangevraagd. Mijn tenen krulden van woede . Het was rumoerig in de kleine ruimte die vol stond met mensen die allemaal graag naar Rusland wilden, Moskou, St. Petersburg en zo, veel medewerkers van reisbureaus die pakketten aanvraagformulieren bij zich hadden. Wanneer je daar achter komt te staan ben je er zeker van dat je voorlopig niet aan de beurt zal zijn.
Trouwens, het was er nu extra druk omdat de ambassade de op 8 maart, woensdag ervoor, op internationale vrouwendag, gesloten was. Hoorde ik het goed: een visum voor 1 dag? Wat kon ik daar nou mee. “ik ga er fietsen” probeerde ik nog. De vrouw keek me afwachtend aan, achter me hoorde ik gekuch van de man de achter mij in de rij stond en ook aan de beurt wilde komen. “U kunt alleen een visum krijgen wanneer u voor iedere dag dat u in Rusland bent, een hotel boekt” zei de vrouw achter het glas, “of anders kunt het 1- daags visum misschien in Rusland wel verlengen ”
Ik voelde me verslagen, woest verliet in de ambassade en belde naar mijn reisagent. “Zijn ze nou helemaal “snoof mevrouw van Dam door de telefoon, “gaan ze weer de oude Sovjet regels toepassen? Ik zal er werk van maken, wacht u maar rustig af ”
Drie dagen was ik in onzekerheid, van de meeste republieken waar ik doorheen zou reizen had ik reeds een visum, zou het spaak lopen door deze afwijzing ? Omdat mevrouw van Dam het misschien te druk had met het verzorgen van andere boekingen voor hele busladingen vol met enthousiaste reizigers naar Moskou of St Petersburg, belde ik haar na drie dagen zelf op.
“Oh ja die fietser. Nou ik heb de heer Pitorski van Inturist in Amsterdam gebeld en die zal morgen persoonlijk uw zaak aan de consul van de Russische Federatie voorleggen, wij vinden het ik naar voor u, u moet beslist niet denken dat wij alleen maar geld van u willen aftroggelen.
Ik voelde nattigheid, en nadat ik na 2 dagen later te horen kreeg dat ik geen visum had gekregen omdat er in Rusland een heel ernstig ongeluk was gebeurt met Nederlandse fietsers, kon het reisbureau voor mij de boom in.
Wat nu? Uren lang heb ik heel Nederland rond gebeld op zoek naar een oplossing. Die kwam door informatie van het bureau Inturist zelf ik moest contact op nemen met reisbureau “Contact International” daar deden zij zaken mee.
Een week later had ik mijn visum op basis van uitnodiging. 30 dagen, met wel het verschil dat de laatste plaats in Rusland Astrachan in plaats van Makhachkala zou zijn, ook aan de Kaspische zee maar dan de hele andere kant op.
De wat oudere soldaten in het kantoortje van de Russische grenswachten waren nog gekleed in winter uniform, jacks met bontkragen waaronder het blauwwit gestreepte sing sing T-shirt, hun voeten gestoken in logge zware laarzen.
Zij vonden het waarschijnlijk zonde van hun tijd om mij meer dan noodzakelijk te woord te staan. Nee veel aardiger was de ambtenaar van de douane dienst, die probeerde Engels te spreken. “Welcome to Russia” groette hij mij. “Come in my office ” daar binnen gekomen schoof hij mij een stoel aan en gebood mij te gaan zitten. Ik kreeg het declaratieformulier waarop ik de hoeveelheid US dollars, Duitse Marken, en eventueel goud dat ik bij mij zou hebben moest vermelden.
Wat voor mij belangrijk was om te weten of er hier bij deze grenspost de mogelijkheid zou zijn om de Ukrainse coupons, welke ik nog over had, kon wisselen voor Russische rubles, want ik had nu geen geld meer om eten te kopen wanneer ik in Rusland zou zijn. Helaas, de hele stapel Ukrains geld kon ik net zo goed in de brand steken, daar kon ik verder niets meer mee.
De man liet me alleen, nadat hij had uitgelegd wat ik waar op het formulier moest invullen Dit was in het Russisch. Na een tijdje leek het of men mij vergeten was, van de ambtenaar was niks meer te bekennen. Misschien was hij wel buiten, daar werd nogal wat heen en weer geschreeuwd, norse stemmen van mannen die het niet met elkaar eens waren. Ik doodde de tijd door de grote landkaart van de voormalige Sovjet Unie, die voor mij aan de wand hing, te bestuderen.
Opeens werd rechts van mij een deur geopend, “kameraad” de vriendelijk douane ambtenaar wenkte mij om hem te volgen, we gingen een klein smal gangetje door, en gingen binnen in een klein kamertje, daar gebood hij mij plaats te nemen op het krukje wat er stond. “eat ” zei hij. “for you” voor mij. Op een klein tafeltje stond een plastic bakje met eten, heerlijk gekruide gehaktballetjes, komkommer en tomaat, steeltjes bieslook en brood.
Naar alle waarschijnlijkheid was dit zijn avond eten, Nadat ik nog een beker met thee ingeschonken kreeg, liet hij me alleen achter. Het was natuurlijk wel erg aanlokkelijk die gehaktballetjes, er lagen er zes, ik nam er twee, dat moest genoeg zijn, een stuk brood erbij, en ik vond dat ik maar weer eens verder moest.
De grenspost ligt op een heuvel, voor mij strekte zich een weids landschap uit, ik kon ver over een tapijt groene en donkerbruine landerijen kijken. Ik reed over een mooi, nieuw geasfalteerd wegdek het grondgebied van de Russische Federatie binnen.