Deel 2
De volgende dag had ik pech, wat de oorzaak zou gaan worden van een vervormd achterwiel. Een spaak was geknapt, dat moest natuurlijk weer verholpen worden. Maar vanwege mijn ultra minimale kennis om een fiets te repareren en het ontbreken van een bepaald stuk gereedschap duurde het uren voordat de zaak gefikst was. Ik had noodspaken, maar die waren te lang. Deze moest ik met een mes kleiner snijden. Een ijzerzaagje of knijptang was beter geweest maar die had ik dus niet bij me.
En, vanwege de schaarste van producten in de winkels hier, zou ik dit voorlopig ook niet kunnen kopen
Ik begon die dag echt last van de warmte te krijgen: een kurkdroge warme tegenwind. De bedoeling was dat ik s’ avonds voorbij de stad Pinsk zou zijn, nog een kleine 100 km. Het was al 11 uur toen ik die morgen wegreed. Opvallend was dat het verkeer pas later in de dag op gang kwam. Na het middaguur werd het drukker op de weg. Ik had ‘n smalle strook van ongeveer een halve meter om op te fietsen; een soort wegrand van aaneen gesloten smalle platen beton. Soms lagen deze echter zo’n eind van elkaar, dat de opening die hierdoor ontstond, een regelrechte aanslag werd voor de velgen, spaken en banden.
Bonk ! ging het. In het geval wanneer ik zo’n grote opening aan zag komen, moest ik snel op de weg gaan fietsen: ontwijken die hap! De vrachtwagens die achterop kwamen, probeerden mij dan altijd zoveel mogelijk de ruimte te geven door op de andere weghelft te gaan rijden. Moeilijker was het dan ook wanneer er een tegenligger aankwam. In zo’n situatie vloog ik de berm in, of stapte af.
Omdat ik van mijn zelfde rit in ’94 wel ongeveer wist wat me te wachten stond wat betreft het eten en slapen, ging ik af en toe van de snelweg af om in een dorpje te kijken of er wat te eten te koop was. Het algemene aanbod was meestal brood, ingemaakte groeten, vooral hele grote augurken, die ik vers als komkommer kocht, en snoep. Ook keek ik uit voor drinkwater, dat zat meestal in glazen halve liter flessen mineraalwater. Hiermee vulde ik mijn plastic voorraadflessen, ik kon 5 liter meenemen. Dit van de weg afslaan nam meestal wel wat tijd in beslag, de dorpjes lagen toch vaak 5 km van de snelweg af. Soms kwam het voor dat er geen winkel was, of dat de winkel zo goed als leeg was. Dan moest ik onverrichte zake terug naar de M3.
Die avond duurde het wat langer om een plekje te zoeken. Pas na 3 keer van de hoofdweg te zijn af geweest, vond ik de juiste locatie. Een vlak, recht stukje grond van ongeveer 2 vierkante meter in het bos, ver van de snelweg. Ik zat een beetje in een dip. Toen ik in mijn tentje lag en aan het eten was, dacht ik na over de afgelopen dag. Er was veel tegenwind geweest en mijn bagage was zwaar, ik was ongetraind aan deze fietsreis begonnen. Dat was goed merkbaar.
Twee dagen later, op Russisch Paaszondag, die vanwege de Juliaanse kalendertelling niet gelijk valt met Pasen in het westen, kwam ik aan in Gomel. Tot deze plaats had ik in ’94 ook gereden, hierna zou alles nieuw en onbekend voor mij zijn. Ik had me voorgenomen om hier weer een hotel te nemen, en daar dan een dag uit te rusten zodat ik ook kleding kon wassen en naar huis kon faxen.
Hetzelfde hotel waar ik in sept ’94 ook geslapen had. Toen ik hotel binnen kwam had ik gelijk al in de gaten dat er iets veranderd was. De receptie die ik had gekend als een groot houten hok met veel glas gelijk wanneer je binnenkwam, lag er nu gedemonteerd bij. Houten planken op een stapel, die geen dienst meer deden. Er was niemand om mij te ontvangen. Ik liep de gangen door, “hallo“ roepend. Ah, daar ging een deur open, een vrouw van een jaar of vijftig kwam duidelijk geïrriteerd op mij af.
Ze sprak in het Russisch tegen mij, daar verstond ik geen jota van. Omdat het mijn bedoeling was om hier te verblijven, moest ik haar anders zien te stemmen: ik kreeg het gevoel dat ik haar stoorde in haar bezigheden. Deze ongeïnteresseerde manier van met klanten om te gaan ervoer ik overal in de voormalige Sovjet Republieken. Het personeel van de overheid waar ik vaak mee te doen kreeg zoals in staatshotels of staatswinkels, gaf me meestal het gevoel dat een klant maar noodzakelijk kwaad voor hen is.
Even had ik de gedachte dat dit hotel misschien niet meer als zodanig dienst deed. Ik vond dat de vrouw meer iets weg had van een stugge boerin, dan een flexibele hotel receptioniste. “Gastenitsia” wees ik aan in mijn boekje “Russisch op reis”. Toen de vrouw dit bevestigde, ging ik gelijk door naar “hoeveel kost het”: “skolka stoit”. 10 dollar. Oef, dat was het dubbele als vorig jaar en toen kreeg ik zelfs nog een maaltijd erbij. Om mij te sponsoren werd er gezegd. Terwijl zij mij dit medegedeeld had, verdween de vrouw in een kamertje, waar zichtbaar nog niet zolang geleden een gat in de muur was gemaakt om er een raam in te kunnen zetten wat opengeschoven kon worden.
De vrouw verscheen vanachter het gat, “dokumente, pasport “gebood ze mij. Aandachtig bestudeerde ze het visum en de douanestempel. Twee nachten zou ik er verblijven, 20 dollar vond ik wel een beetje veel, maar het lukte me niet om de prijs omlaag te krijgen. Het drie verdiepingen hoge hotel had veel kamers, ik kreeg de zelfde kamer als de vorige keer. Toeval? of gewoon de kamer voor buitenlanders? Er was niets veranderd, de wc stortbak deed het nog steeds niet, er stond een emmer om met water uit de kraan de boel door te spoelen. Ik had honger, maar er was geen eten. Ook geen winkel om iets eetbaars te kopen, het was zondag en Pasen. Ik had nog een zakje oplos-soep, wat ik op mijn benzine brander op de kamer warm maakte.
De volgende morgen ging ik met de bus naar het stadscentrum, om daar bij het hoofd postkantoor een fax naar huis te zenden. In een winkel kocht ik brood, kaas en melk, en brunchte op een groot plein tegenover het postkantoor. Het plein was gevuld met jeugd, achter een stenen platform van een groot Lenin- monument zaten drie mannen. Een van die mannen zat de heel de tijd door een microfoon te roepen, waarop de toehoorders gezamenlijk bewegingen maakten, of door de knieën gingen. Het leken wel massale gymnastiek oefeningen.